donderdag, december 15, 2005

Kerstverhaal – kerstfoor in dommelberg – deel 5

Met gelijkmatige tred klinken er voetstappen vanuit de hal. Even later wordt er op de deur geklopt en met zachte vastberadenheid zwaait de deur open.
In de deur verschijnt Jams, sinds dertig jaar zijn butler. Met stijve voornaamheid doet hij een stap naar voren.
“Mijnheer?”
“Ja, James, wat is er?”
“Een heer vraagt om U te spreken.”
Met een ruk draait de graaf zijn gezicht naar zijn trouwe werknemer.
“Een heer?”
“Ja mijnheer”, de butler leest de verbazing van de graaf zijn gezicht, “Deze heer wil je graag spreken. Hij zegt dat het belangrijk is.”
Vertwijfeld knikt de Graaf – Zijn hart klopt tegen tweehonderd slagen per minuut.
“Laat hem maar binnen!”
De butler doet een stap achteruit en in zijn plaats verschijnt Jonathan, schoorvoetend.
“Gaat U maar binnen, mijnheer!” , de butler gebaart met open hand in de richting van de graaf.
Deze staat recht uit zijn zetel terwijl zijn bloed tegen tweehonderd per minuut door zijn aders wordt gepompt. Het is zo lang al geleden dat een bezoeker nog een voet in het kasteel heeft gezet.
De butler richt zijn blik naar de graaf en met een gezicht alsof dit een dagelijks voorkomende handeling is, kondigt hij de bezoeker aan: “Mijn heer de graaf, uw bezoeker, de heer …”. Zijn hoofd draait richting Jonathan met een vragende blik.
“Eh! … Euh, Jonathan. Euh, ik bedoel de Twijfelaer, Jonathan de Twijfelaer … is mijn naam”.
“Dank je wel!” zegt de graaf! Diep uit zijn geheugen komen de woorden van het o zo banale protocol naar boven borrelen. De woorden zijn daar als je ze nodig hebt. “U kan beschikken!”
Een stap achterwaarts. “Tot uw dienst.” De deur sluit zachtjes en de butler is verdwenen.
Een beetje onwennig bij dit totaal onverwachte bezoek kijkt de graaf naar zijn gast. Even weet hij niet precies wat er van hem verlangd wordt, maar dan borrelen aloude gewoonten weer terug tevoorschijn en het bijzonder in dit alles is: het voelt goed aan!
“Wil je gaan zitten?” Een uitnodigende hand wijst naar de tweede fauteuil. “Kan ik je een drankje aanbieden? Ik had voor mezelf net een cognac uitgeschonken!”
De graaf loopt al de richting uit van de barkast.
“Of heb je liever iets fris?”
“Euh … cognac is goed hoor!”
Even klinken glazen tegen elkaar, het geluid van kerstklokjes. Dan komt de graaf terug met het glas en overhandigt het aan Jonathan.
“Vertel me eens! Wat is de aard van je bezoek.” Ondertussen gebaart zijn hand weer naar de fauteuil.
“Euh .. wel … kijk”, en dan plots vindt Jonathan de moed, als hij beseft dat hij gewoon tegenover een andere mens staat. Dit is geen griezel, maar een mens met een hart en een ziel. In korte tijd ontpopt hij zich tot een ware spraakwaterval.
“Mijnheer de graaf, ik heb al zo dikwijls voorbij je domein gefietst. Het is waarlijk een echte pracht! Het is voorzekers een paradijs en ik ben ervan overtuigd dat je dit domein met liefde onderhoud, want als ik rondkijk in het dorp, dan is er geen mooiere plek”.
Vijfentwintig jaar geleden dat de graaf nog een lach op de lippen droeg. Zo lang geleden en deze paar woorden van een dorpeling die de graaf niet eens kent, toveren als bij donderslag een zwakke glimlach op zijn gezicht. Zijn fierheid baant zich een weg naar de oppervlakte.
“Dank je wel mijnheer voor die lovende woorden. Het doet mij waarlijk een genoegen.”
De graaf leunt even vooruit in zijn fauteuil.
“Het is inderdaad knap, mijn tuin! Dit heb ik totaal te danken aan mijn vrouw zaliger.” Even verdwijnt de glimlach weer, maar o zo snel is hij weer terug. “Mijn vrouw had er verstand van en heeft de tuin ontworpen, achtendertig jaar geleden! Zoals U waarschijnlijk wel weet, U bent toch een dorpeling ….” Jonathan knikt. “ … dan is het nieuws je zeker ter hore gekomen dat mijn vrouw, de gravin, helaas is overleden. Met Kerstmis zal dat 25 jaar geleden zijn”. De graaf slikt even. “Ik heb haar tuin in ere gehouden. Ik heb een tuinman in dienst.”
Jonathan weet niet goed wat de volgende stap is en durft niet goed iets te zeggen.
Voor de graaf pakt het eerder anders uit. Dit menselijk contact is zo zalvend voor hem en plots is hij in gedachten weer op de laatste Kerstfoor op zijn domein.
“Wist je dat vroeger de Kerstfoor plaatsfond in onze tuinen?”
Jonathan veinsde een verrassende blik.
“Ja! Ik geloof zelfs dat de Kerstfoor hier ontstaan is! Het was een idee van mijn vrouw … zaliger!” Diep in zijn binnenste omvatten zijn koesterende gedachten de herinneringen aan de kerstfoor met een dierbaar liefdesgevoel. “Altijd was er een zeer goede sfeer”.
De blik van de Graaf drijft af en nu kijkt hij alleen nog naar de beelden uit zijn verleden, in zijn eigen hoofd.
Na een lange stilte grijpt Jonathan zijn kans.
“Wist je dat er dit jaar geen Kerstfoor meer gehouden kan worden?”
Een verwonderde blik op het gezicht van de graaf!
“Het voetbal terrein wordt verkocht! Een bouwpromoter gaat het volbouwen met huizen, er is geen plaats meer voor de Kerstfoor!”

Vervolg: Kerstverhaal – kerstfoor in dommelberg – deel 6